
Als iedereen denkt dat het goed gaat
Na de crematie viel alles stil.
De kaarten waren verstuurd.
De bloemen verwelkt.
De koffietafel opgeruimd.
En ik?
Ik moest verder.
Met een baby in mijn buik.
Een peuter thuis.
Een vader in rouw.
Een zusje dat me nodig had.
Geen ruimte om te rouwen
Iedereen vroeg hoe het ging.
En ik lachte.
Zei: “Het gaat goed, hoor.”
Maar vanbinnen liep ik leeg.
Ik voelde niks. Of juist alles tegelijk.
Maar ik wílde niks voelen.
Mijn hoofd zei: Ga maar door.
En dus deed ik dat.
Overleven in plaats van leven
Ik werd moeder van een prachtig jongetje.
Maar ik was er niet echt.
Mijn hoofd was bij alles wat geregeld moest worden.
Mijn lijf deed wat het moest doen.
Maar mijn ziel was zoek.
Feestjes, drank, soms drugs —
alles om maar even níét te voelen.
Altijd lachen. Altijd doorgaan.
Van buiten zagen mensen een sterke vrouw.
Van binnen was ik kapot.
Mijn zoontje voelde het
De eerste twee jaar van mijn zoon waren zwaar.
Hij wilde alleen mij.
Geen fles van papa.
Geen oppas. Geen afstand.
Hij voelde wat ik niet uit durfde te spreken.
Dat ik niet echt aanwezig was.
Dat mijn verdriet nog altijd als een muur tussen mij en de wereld stond.
De klap komt als het stil wordt
Pas toen iedereen dacht:
"Ze doet het goed, ze is weer door de ergste periode heen"
toen begon het pas echt.
Het moment dat niemand meer vroeg hoe het ging —
dat was het moment waarop ik brak.
Ik kon niet meer praten.
Zodra ik mijn mond opendeed, kwamen er tranen.
Geen woorden. Alleen leegte, en dan tranen.
Mijn lichaam riep me terug
Ik boekte een ontspanningsmassage, gewoon om even uit mijn hoofd te komen.
Maar tijdens die massage barstte ik in snikken uit.
Zo heftig dat de masseuse zei: “Je moet hulp zoeken. Dit is te veel.”
En ze had gelijk.
Ik had alles zo lang weggestopt.
Gedaan alsof ik sterk was.
Alsof ik het aankon.
Maar mijn lijf zei: genoeg.
De eerste keer hulp
Ik vond een rouwspecialist.
De eerste keer zat ik bij haar in de wachtkamer te bibberen.
Ik kon niet praten.
Ik huilde. Hyperventileerde bijna.
Zij gaf me ruimte.
Zei niks.
Liet me gewoon zijn.
En stukje bij beetje kon ik mijn verhaal vertellen.
Niet zoals ik het aan anderen vertelde.
Maar zoals ik het echt had gevoeld.
Een brief aan mama
De tweede keer kreeg ik de opdracht:
Schrijf een brief aan je moeder.
Wat ik haar nog wilde zeggen.
Wat ik nooit meer kon uitspreken.
Die brief heeft iets geopend.
Een stroom. Een loslaatproces.
Een gevoel van verbinding, zelfs na haar dood.
De navelstreng doorknippen
In een sessie later vroeg ze me:
“Waar staat je moeder nu, in jouw leven?”
En ik voelde: ik hield haar nog dichtbij. Té dichtbij.
Ik wilde haar niet loslaten.
Niet accepteren dat ze echt weg was.
Ik hield haar als het ware in leven door haar overal nog te voelen.
Maar dat hield mij tegen om zelf te leven.
Dus ik knipte — symbolisch — de navelstreng door.
En dat was het moment dat de zon terugkwam.
De zon in mezelf
Vanaf dat moment begon ik weer licht te voelen.
Niet alles was ineens goed.
Maar het begon te stromen.
Ik ging mezelf weer zien.
Ik begon weer te voelen wat ík nodig had.
Niet alleen moeder. Niet alleen dochter.
Maar ook Suzanne.
Ik ging gezonder eten.
Ik viel af.
Ik kreeg mijn kracht terug.
Fysiek én mentaal.
En nu?
Nu, zoveel processen later, ben ik hier.
Niet klaar. Maar wel wakker.
Niet genezen. Maar wel verbonden.
En ik weet:
Het verlies van mijn moeder was het begin van mijn eigen leven.
Zo gek om te zeggen.
Maar zo waar.
Ik heb haar losgelaten,
en daardoor mezelf gevonden.
💛 Misschien herken je iets uit mijn verhaal.
Misschien heb jij ook weleens gevoeld dat je niet kón rouwen omdat het leven doorging.
Misschien zit je daar nu nog middenin.
Weet dan:
Je hoeft het niet allemaal meteen te voelen.
Maar je mag wél zacht worden voor jezelf.
Langzaam. In je eigen ritme. 🌿
Liefs,
Suzanne